Belanghebbende, X bv, heeft als hoofddoel het uitoefenen van de praktijk van anesthesiologie. Enig bestuurder en 100% aandeelhouder van X bv is een holding, waarvan B enig bestuurder en 100% aandeelhouder is. X bv heeft twee werknemers in dienst, te weten B en zijn echtgenote C. B is een BIG-geregistreerde anesthesioloog. C verricht binnen X bv administratieve werkzaamheden. B heeft stichting Y opgericht, die tot doel heeft als zelfstandig behandelcentrum in organisatorisch verband te voorzien in ondersteunende en algemene medisch specialistische patiëntenzorg. Bestuurders van stichting Y zijn B (voorzitter) en C (secretaris/penningmeester). Stichting Y heeft geen werknemers in dienst en is gevestigd op hetzelfde adres als X bv. De belastingdienst weigert X bv en stichting Y aan te merken als een fiscale eenheid in de zin van artikel 7, vierde lid, Wet OB, omdat geen sprake is van financiële en organisatorische verwevenheid. X bv komt in beroep. Rechtbank Den Haag is van mening dat X bv en stichting Y via B financieel zijn verweven. B heeft onmiddellijk de aandelen en zeggenschap in de holding en middellijk de aandelen en de zeggenschap in X bv. Ook heeft X bv aannemelijk gemaakt dat B onmiddellijk voldoende zeggenschap in stichting Y heeft om de financiële positie ervan in de gewenste onderlinge verhouding ten opzichte van hemzelf te brengen. Er is eveneens sprake van organisatorische verwevenheid. De rechtbank overweegt daartoe dat B en C de gezamenlijke, overkoepelende leiding van zowel X bv als stichting Y vormen. Het beroep is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 7