X vraagt bij Cocensus met een beroep op de WOB en de Wet WOZ informatie op over een aantal met name genoemde bedrijfsverzamelgebouwen die zijn opgedeeld in bergingen. De vragen gaan over de rioolheffingen en de daartegen ingestelde rechtsmiddelen. De heffingsambtenaar van Cocensus wijst het verzoek af en verklaart daarna het bezwaar van X ongegrond. Rechtbank Noord-Holland verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep van X omdat het verzoek betrekking heeft op de heffing en invordering van een gemeentelijke belasting, waarop de geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR van toepassing is.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de informatie die X heeft opgevraagd fiscaal van aard is en dus valt onder de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR. Zoals de afdeling al eerder heeft beslist, is art. 67 lid 1 AWR een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter die prevaleert boven de WOB. De heffingsambtenaar heeft het WOB-verzoek terecht afgewezen. Het hoger beroep van X is echter wel gegrond, omdat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft geacht. De Afdeling overweegt dat de beslissing op een bezwaar zonder meer een besluit is waartegen beroep kan worden ingesteld, ook al zou de beslissing waartegen het bezwaar zich richt geen voor bezwaar en beroep vatbaar besluit zijn.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Editie: 11 februari