Rechtbank Den Haag oordeelt dat X aannemelijk maakt (2018) en doet blijken (2019 en 2020) dat hij voor toepassing van het Verdrag NL-Duitsland inwoner is van Duitsland.
X is profvoetballer en speelt vanaf augustus 2018 voor een Duitse club. In 2022 stapt hij over naar een andere Duitse club. In geschil is waar X in 2018, 2019 en 2020 zijn fiscale woonplaats heeft. Volgens de inspecteur beschikte X hier nog over een huur- en koopwoning, stond hij er ook officieel ingeschreven en zijn ten onrechte geen IB-aangiften ingediend. X dacht dat de inschrijving na zijn vertrek naar Duitsland automatisch was opgeheven.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X aannemelijk maakt (2018) en doet blijken (2019 en 2020) dat hij voor toepassing van het Verdrag NL-Duitsland inwoner is van Duitsland. X is namelijk samen met zijn vriendin in augustus 2018 naar Duitsland vertrokken, waar hij fulltime als profvoetballer werkte en ze samen in een huurwoning verbleven. De Duitse Belastingdienst merkt X ook aan als fiscaal inwoner van Duitsland. De overeenkomsten met betrekking tot de woningen in Nederland zijn afgesloten toen van een transfer naar Duitsland nog geen sprake was. Ook is de afstand tussen het Nederlandse huis en zijn Duitse werkplek te groot. De navorderingsaanslag over 2018 wordt vernietigd, de aanslagen 2019 en 2020 worden verminderd naar belastbare inkomens uit werk en woning en box 3 van nihil. De verzuimboeten van € 385 (2019 en 2019) zijn wel terecht.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Informatiesoort: VN Vandaag
Editie: 22 april