Binnenkort is een verzekeringsplichtige geen inkomensafhankelijke bijdrage meer verschuldigd over de winst die is ontstaan door een afname van de oudedagsreserve met het bedrag van de premies voor lijfrenten die als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking worden genomen. Dat staat in de Verzamelwet VWS 2020 die op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in werking treedt.
Dit betreft een codificatie van HR 23 november 2018, V-N 2018/62.5. Hierin oordeelde de Hoge Raad dat er in een bepaalde situatie sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen die niet kan worden gerechtvaardigd. Het betreft de situatie waarin een ondernemer zijn FOR omzet in een lijfrente. Het bedrag waarmee de FOR afneemt, wordt in de belastbare winst uit onderneming opgenomen. Voor zover het maximum van het bijdrage-inkomen nog niet is bereikt, leidt dat tot heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage nu met aftrek van uitgaven voor inkomensvoorzieningen geen rekening wordt gehouden bij de vaststelling van het bijdrage-inkomen. Volgens de Hoge Raad is er sprake van een ongelijke behandeling tussen (i) verzekeringsplichtigen die in dienstbetrekking een oudedagsvoorziening opbouwen en (ii) verzekeringsplichtigen die als ondernemer een oudedagsvoorziening opbouwen.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Premieheffing
Regelgevende instantie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Editie: 25 februari