A-G Niessen is van mening dat de wetgever slechts de bevoegdheid heeft gegeven om administratieve bewijsregels vast te stellen en niet om een plafond aan de aftrek te stellen.

Belanghebbende, de heer X, is gehuwd met mevrouw Y. Vanwege ziekte van Y claimt X in zijn IB-aangifte over 2013 aftrek voor extra kleding en beddengoed. De inspecteur stelt dat deze aftrek nooit hoger kan zijn dan het forfait van € 775. Dit volgt uit art. 38 Uitvoeringsregeling IB 2001. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de regeling echter onverbindend, omdat er geen absolute beperkingen mogen worden gesteld aan de hoogte van de aftrek. De Staatssecretaris van Financiën is dus buiten de aan hem gedelegeerde bevoegdheid (art. 6.17-1-g Wet IB 2001) getreden. Aangezien X in de bezwaarfase ten onrechte niet is gehoord, wordt de zaak teruggewezen naar de inspecteur. De Staatssecretaris gaat in cassatie. X gaat incidenteel in cassatie.

Advocaat-Generaal Niessen is van mening dat de wetgever slechts de bevoegdheid heeft gegeven om administratieve bewijsregels vast te stellen en niet om een plafond aan de aftrek te stellen. De wet in formele zin merkt de onderhavige kosten namelijk zonder beperking aan als specifieke zorgkosten en vermeldt niet dat de delegatiebevoegdheid mede omvat het bepalen of beperken van de aftrek, terwijl dit wél nadrukkelijk is gebeurd bij de uitgaven voor extra gezinshulp en dieetkosten. Delegatie tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften is beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven, en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld (zie Circulaire Minister-President 18 november 1992, Stc. 1992, 230). Het cassatieberoep van de Staatssecretaris is volgens de A-G ook ongegrond voor wat betreft de terugwijzing naar de inspecteur. X heeft namelijk mogelijk recht op meer aftrek dan het forfait. Het incidentele beroep van X is volgens de A-G ook ongegrond. Het beperken van de aftrek van medische kosten is namelijk geen 'excessive individual burden' in de zin van art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM en is ook niet in strijd met andere rechtsbeginselen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 7:2

Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 38

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 6 maart

10

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen