Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing na bezwaar niet te hoog is en dat er geen recht bestaat op rentevergoeding. Wel hebben X en Y recht op een dwangsom en een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn met drie jaar en zes maanden.
X en Y zijn fiscale partners en maken bezwaar tegen hun aanslagen IB/PVV 2017. De inspecteur berekent het forfaitair rendement op basis van de Wet rechtsherstel box 3. Volgens X en Y is het werkelijk rendement lager dan het bedrag dat de inspecteur vaststelt en is er geen rekening gehouden met een compromis over de berekening van het werkelijk rendement. In beroep is onder andere in geschil of de box 3-heffing juist is vastgesteld en recht bestaat op een rentevergoeding.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de box 3-heffing na bezwaar correct is vastgesteld. Ook wijst de rechtbank het verzoek om een rentevergoeding af en verwijst hiervoor naar het arrest van de Hoge Raad van 6 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:756, V-N 2024/28.6. X en Y maken niet aannemelijk dat het werkelijk behaalde rendement lager is dan het vastgestelde forfaitaire rendement. X en Y hebben recht op een dwangsom, vanwege de niet tijdige uitspraak op bezwaar. Hierdoor zijn de beroepen deels gegrond. Ook ontvangen X en Y een immateriële schadevergoeding van € 3500 wegens overschrijding van de redelijke termijn met drie jaar en zes maanden.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 14 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag
Dossiers: Box 3