Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de suppletie-aangifte ten onrechte heeft aangemerkt als een bezwaar tegen de eigen aangiften. Toch kan X zijn recht op btw-teruggaaf niet verzilveren.

X schaft eind 2012 - begin 2013 zonnepanelen aan. Medio 2014 verzoekt hij om teruggaaf van de btw. De inspecteur verklaart het verzoek niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 15 december 2017, nr. 15/05937 (V-N 2018/2.23) dient X een ‘suppletie omzetbelasting’ in over het eerste kwartaal van 2013. De inspecteur verklaart de suppletie-aangifte niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. Vervolgens komt de inspecteur ook niet tegemoet aan het verzoek om ambtshalve teruggaaf.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur de suppletie-aangifte ten onrechte heeft aangemerkt als een bezwaar tegen de eigen aangiften. De rechtbank wijst er daarbij op dat bezwaar tegen de eigen aangifte als zodanig niet mogelijk is, alleen bezwaar tegen de voldoening op aangifte is mogelijk. Vervolgens merkt de rechtbank op dat X niet eerder btw op aangifte over het eerste kwartaal van 2013 heeft voldaan. Na een uitgebreide poging om X tegemoet te komen, omdat hij materieel gezien recht heeft op een btw-teruggaaf, komt de rechtbank tot de conclusie dat de formeelrechtelijke hindernissen een teruggaaf onmogelijk maken. De inspecteur heeft ter zitting nog toegezegd om navraag te doen over de uitwerking van het (algemene) beleid in gevallen als de onderhavige.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:9

Algemene wet bestuursrecht 31

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 27 februari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen