Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur als grondslag voor de boete ten onrechte is uitgegaan van de omzet. Feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het (voorwaardelijk) opzet van de heer X was gericht op het ontgaan van belasting over de omzet voor zover deze de winst te boven gaat, heeft de inspecteur namelijk niet gesteld.

De heer X is veroordeeld wegens de handel in cocaïne. Naar aanleiding van het opsporings- en ontnemingsonderzoek is een IB-aanslag over 2009 opgelegd. X blijkt met zijn vaste handelstelefoon de afgelopen twee jaren ruim 25.000 contacten te hebben gehad. Volgens de inspecteur heeft X in 2009 aldus ruim 15 gram per dag verhandeld. Volgens Rechtbank Noord-Holland is deze schatting redelijk. Er is terecht - mede op basis van extrapolatie - vastgesteld hoeveel ontmoetingen met afnemers gemiddeld per dag hebben plaatsgevonden. De boete van 40% is passend en geboden. X gaat in hoger beroep. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur als grondslag voor de boete ten onrechte is uitgegaan van de omzet. Feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het (voorwaardelijk) opzet van X was gericht op het ontgaan van belasting over de omzet voor zover deze de winst te boven gaat, heeft de inspecteur namelijk niet gesteld (zie HR 4 januari 2013, nr. 11/05310, V-N 2013/3.6). Uitgaande van de (netto)winst, zijnde 15/50e deel van de omzet, wordt de boetegrondslag vastgesteld op 30% van de aanslag. Een boete van 40% is passend en geboden. De boete wordt daarom verlaagd tot 12% (40% van 30%) van de aanslag. Het beroep van X is deels gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 4 september

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen