Hof 's-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de extra-vergoeding geheel is aan te merken als loon uit dienstbetrekking, ondanks dat X bv in een civiele procedure heeft getracht deze van haar oud-directeur terug te vorderen. Er is geen aanleiding om de vergrijpboete met meer dan 20% te matigen, met een maximum van € 20.000, zodat deze wordt vastgesteld op € 917.623 in plaats van de 40%-matiging tot € 562.573 door de rechtbank.

Belanghebbende, X bv, is onderdeel van het N-concern. Haar directeur, de heer DD, beschikt sinds 1996 – dus vóór de wetswijziging van 26 juni 1998 (Wet aanpassing heffing ter zake van aandelenoptierechten) – over aandelenoptierechten. Vanwege een geplande beursgang van het N-concern in 2000 doet DD afstand van deze onbelaste optierechten, alsmede van zijn rechten op winstdeling en tantième. DD ontvangt een totale netto-vergoeding van € 1.747.053. Volgens de inspecteur doen partijen bewust voorkomen alsof deze vergoeding geheel betrekking heeft op de onbelaste optierechten (€ 496.889). In geschil is de naheffing loonheffing van € 1.875.247, alsmede de vergrijpboete van € 937.623. Volgens Rechtbank Breda is de boete passend en geboden, aangezien X bv op de listige wijze heeft getracht om de extra vergoeding te presenteren als onbelast voordeel. De boete wordt vanwege de ruime overschrijding van de redelijke termijn met 40% gematigd tot € 562.573. X bv gaat in hoger beroep. De inspecteur stelt incidenteel hoger beroep in.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de extra-vergoeding van € 1.250.164, bestaande uit winstdeling (€ 771.426), tantième (€ 204.201), schikken conflict (€ 45.378) en extra compensatie (€ 229.159) geheel is aan te merken als loon uit dienstbetrekking, ondanks dat X bv in een civiele procedure heeft getracht deze terug te vorderen. In de civiele procedure stelde X bv dat DD op frauduleuze wijze onjuiste omzetcijfers zou hebben gepresenteerd, maar X bv werd in het ongelijk gesteld (zie HR 26 april 2013, nr. 12/00814, NJ 2013/261). X bv beroept zich dus vergeefs op het Verduisteringsarrest (HR 24 juni 1992, nr. 28.156, V-N 1992/1947,10). Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond. Hoewel de onderhavige rechtsgang sinds de aankondiging in 2004 van de boete uitzonderlijk lang heeft geduurd, is er geen aanleiding om de boete met meer dan 20% te matigen, met een maximum van € 20.000, zodat deze wordt vastgesteld op € 917.623. Het incidentele beroep van de inspecteur is gegrond. X bv krijgt vanwege de overschrijding van de redelijke termijn nog wel een immateriële schadevergoeding van € 6.000.

Lees ook het thema Verzuim- en vergrijpboetes: Een kwestie van verschil.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Wet op de loonbelasting 1964 10a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 7 maart

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen