Belanghebbende, X, geniet in 2006 een voordeel van circa € 1,4 miljoen met de verkoop van een perceel dat eerder door zijn ouders aan hem is overgedragen. De inspecteur legt de thans in geschil zijnde navorderingsaanslag IB/PVV 2006 op aan X waarbij een bedrag van circa € 1,4 in aanmerking wordt genomen als resultaat uit overige werkzaamheden.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de forse toename van het box-3-vermogen van X voor de Belastingdienst aanleiding had moeten zijn om een nader onderzoek in te stellen. Door dit na te laten, heeft de inspecteur een ambtelijk verzuim begaan dat aan navordering in de weg staat. Dat een dergelijke grote vermogenssprong geen reden voor het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst is om de aangifte uit te werpen, doet aan bovenstaand oordeel niet af. De Belastingdienst heeft met zijn keuze voor het geautomatiseerd afdoen van de aangifte IB/PVV 2006 (bewust) het risico aanvaard dat de aangifte aangelegenheden bevatte die een nader onderzoek vereisten, doch waarvan de Belastingdienst door de gevolgde werkwijze geen kennis heeft kunnen nemen. Het risico van die keuze moet voor rekening van de inspecteur blijven. De rechtbank is tevens van oordeel dat de vermogenssprong niet de niet-onwaarschijnlijke mogelijkheid openlaat dat de aangifte toch juist is, in welk geval van een ambtelijk verzuim geen sprake zou zijn geweest. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de navorderingsaanslag.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 17 maart