X verzoekt om een ambtshalve herziening van onherroepelijke aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met een lagere WOZ-waarde die ten grondslag ligt aan die aanslagen. Omdat de inspecteur niet reageert op die verzoeken stelt X de inspecteur in gebreke. De inspecteur reageert daarop met een dwangsombeschikking waarin hij het verzoek om een dwangsom te betalen afwijst. De dwangsombeschikking vermeldt geen rechtsmiddelenverwijzing. De gemachtigde van X maakt vervolgens tijdig bezwaar tegen de dwangsombeschikking bij een verkeerd bestuursorgaan (Belastingdienst/Toeslagen). De inspecteur ontvangt daardoor het bezwaar buiten de bezwaartermijn en verklaart het bezwaar kennelijk-niet ontvankelijk. In beroep bevestigt de rechtbank het dictum van de inspecteur wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht aan de zijde van X. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat in casu geen onredelijk gebruik van procesrecht is gemaakt door het bezwaar naar een verkeerd bestuursorgaan te sturen. Om die reden is het door de inspecteur te laat ontvangen bezwaar toch ontvankelijk. De inspecteur had het bezwaar tegen de dwangsombeschikking daarom in behandeling moeten nemen. Het hof stelt vervolgens vast dat de dwangsomregeling alleen geldt voor een beschikking op aanvraag. Daar is in casu geen sprake van. Het hof doet de zaak zelf af en verklaart het bezwaar ongegrond, daarom is het hoger beroep gegrond, maar alleen voor wat betreft de fout in het dictum van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende krijgt een proceskostenvergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Algemene wet bestuursrecht 4:17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 2 augustus