Marc Jacob brengt op 23 december 1996 zijn aandelen in Dubocage SAS (D SAS) in Dubocage Développement SAS (DD SAS) in. Hij ontvangt voor zijn aandelen D SAS aandelen DD SAS. Op zijn verzoek wordt de belastingheffing over de bij die aandelenruil gerealiseerde meerwaarde uitgesteld. In 2004 verhuist Jacob naar België. Eind 2007 verkoopt Jacob zijn aandelen DD SAS. De Franse Belastingdienst belast vervolgens, over het jaar 2007, de meerwaarde waarover de belastingheffing is uitgesteld.

De Brit Marc Lassus brengt eind 1999 aandelen in het Franse Gemplus Associates (GA) in het Luxemburgse Gemplus International (GI) in. Hij ontvangt hiervoor aandelen GI. De belastingheffing over de gerealiseerde meerwaarde van € 17,8 mln wordt hierbij uitgesteld. In december 2002 verkoopt Lassus 45% van zijn aandelen in GI. De Franse Belastingdienst belast vervolgens, over het jaar 2002, 45% van de meerwaarde waarover de belastingheffing is uitgesteld.

Jacob en Lassus zijn van mening dat op grond van art. 8 lid 2 EG-richtlijn 90/434 een mechanisme van belastingschorsing is vereist, en geen uitstelmechanisme, zodat alleen de latere overdracht van de bij de ruil ontvangen aandelen het belastbare feit kan zijn. Volgens Jacob en Lassus kunnen de bij de overdracht van de betrokken aandelen ontstane meerwaarden dan niet in de belastingheffing worden begrepen. De Franse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.

Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het niet in strijd met het EU-recht is dat Frankrijk de belastingheffing over een bij een effectenruil vastgestelde meerwaarde uitstelt tot het moment waarop de bij de ruil ontvangen effecten worden overgedragen. Dat Frankrijk op dat moment eventueel niet heffingsbevoegd is ten aanzien van deze overdracht, acht het Hof van Justitie EU niet van belang. Het Hof van Justitie EU merkt verder nog wel op dat, onder omstandigheden, rekening moet worden gehouden met een eventuele minderwaarde die bij deze overdracht wordt geleden.

[Nieuwsbron]