Het Gerecht oordeelt dat het doel van de steunregeling voldoet aan de voorwaarden van de uitzondering van art. 107 lid 2 onderdeel b VWEU. Ook geldt dat de voorwaarden voor het verlenen van de steun niet verder gaan dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken.
In het kader van de maatregelen in verband met de COVID-19-pandemie verleent Frankrijk steun aan luchtvaartmaatschappijen die in het bezit zijn van een Franse exploitatievergunning. De steun bestaat uit een uitstel van betaling voor de maandelijks te betalen burgerluchtvaartbelasting en solidariteitsbelasting op vliegtickets. Het uitstel wordt verleend tot 1 januari 2021. Verder is gespreide betaling over 24 maanden mogelijk. De Europese Commissie stelt vast dat sprake is van staatssteun en onderzoekt of deze verenigbaar is met de interne markt. De EC besluit uiteindelijk om geen bezwaar te maken tegen de Franse steunregeling. Ryanair DAC verzoekt om dit besluit nietig te verklaren.
Het Gerecht oordeelt dat het doel van de steunregeling voldoet aan de voorwaarden van de uitzondering van art. 107 lid 2 onderdeel b VWEU. Ook geldt dat de voorwaarden voor het verlenen van de steun niet verder gaan dan noodzakelijk is om dat doel te bereiken. Het Gerecht stelt vervolgens vast dat Ryanair inderdaad geen recht heeft op het toegekende uitstel, maar dat zij niet aantoont waarom die uitsluiting haar ervan zou kunnen weerhouden luchtvervoersdiensten van en naar Frankrijk te exploiteren. Ryanair heeft niet aangetoond dat de steunregeling beperkende gevolgen heeft die verder gaan dan die welke het verbod van art. 107 lid 1 VWEU doen ingaan. Het Gerecht verwerpt het beroep van Ryanair.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 107
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht
Instantie: Gerecht van de Europese Unie
Editie: 23 juli