Belanghebbende, X bv, vormt een f.e. met haar dochtermaatschappij, A bv. A bv beschikt over een HIR. In 2007 worden de statuten en de naam van A bv, in B bv, gewijzigd. B bv sluit in 2007 een koopovereenkomst met E ter zake van een onroerende zaak. De aandelen B bv worden vervolgens geleverd aan D bv. De levering van de onroerende zaak vindt plaats in 2008. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte 2007 van X bv. Volgens de inspecteur valt de HIR namelijk vrij. Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat er vóór het moment van de aandelenoverdracht geen ‘aanschaffings- of voortbrengingskosten' zijn gemaakt. De rechtbank wijst er hierbij op dat er op dat moment alleen nog maar een koopovereenkomst was gesloten. Vervolgens wijst de rechtbank er op dat de wijziging van het uiteindelijke belang in B bv er toe leidt dat de HIR direct daaraan voorafgaand is vrijgevallen in de winst. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van fraus legis. Het hof verwijst hierbij naar de arresten van de Hoge Raad van 23 mei 2014 (zie V-N 2014/26.12). Volgens het hof is er namelijk sprake van een samenstel van rechtshandelingen dat vanaf het begin was gericht op de verkoop van de aandelen in X bv, en was de achtergrond van de rechtshandelingen gelegen in de wens om de fiscale claim met betrekking tot de boekwinst op de door X bv verkochte onroerende zaak zo voordelig mogelijk af te schudden. Het samenstel van rechtshandelingen heeft er volgens het hof toe geleid dat art. 12a Wet VPB 1969 onaanvaardbaar is doorkruist. De aanslag blijft in stand.
Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.54
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 12a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 juni