Belanghebbende, X nv, en A bv houden ieder een belang van 50% in B bv. B bv houdt de aandelen in drie bv's waarmee ze een f.e. vormt, waaronder P bv. B bv is een onroerendezaakvennootschap. In de maanden mei-juni 2005 worden, in het kader van een zesstappenplan, 34 notariële akten gepasseerd. X nv wil hiermee bereiken dat de aandelen B bv van A bv worden overgenomen zonder dat overdrachtsbelasting is verschuldigd. De inspecteur stelt dat er sprake is van fraus legis en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat X nv in strijd met doel en strekking van art. 4 WBR heeft gehandeld en dat belastingverijdeling de doorslaggevende beweegreden van de rechtshandelingen is geweest. De rechtbank overweegt daarbij dat de rechtstreekse overdracht van de onroerende zaken, of van de aandelen in het kapitaal van B bv, wel tot heffing van overdrachtsbelasting zou hebben geleid. Verder is de rechtbank van mening dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat verijdeling van overdrachtsbelasting het voor X nv doorslaggevende motief was voor de in 2005 uitgevoerde rechtshandelingen. De rechtbank overweegt hierbij dat sprake is van een complex van rechtshandelingen en dat X nv onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat andere dan belastingverijdelingsmotieven (in betekenende mate) ten grondslag hebben gelegen aan dit complex van rechtshandelingen. Volgens de rechtbank is er dan sprake van wetsontduiking. Het gelijk is aan de inspecteur. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de constructie is opgezet om de heffing van overdrachtsbelasting te ontgaan. De inspecteur heeft dan ook terecht een naheffingsaanslag opgelegd. Vervolgens stelt het hof vast dat de inspecteur ten onrechte de aandelen in een van de gevoegde vennootschappen, P bv, als fictieve onroerende zaken heeft aangemerkt. De belastingbesparing die X nv heeft gerealiseerd door de aandelen P bv apart te kopen, is volgens het hof niet in strijd met doel en strekking van de WBR, en is dan ook geoorloofd. Het hof vermindert de naheffingsaanslag.
Advocaat-generaal IJzerman concludeert dat er sprake is van fraus legis en dat de door X nv opgezette constructie niet slaagt. De A-G overweegt daarbij dat X nv, door haar handelswijze, en met toepassing van de reorganisatievrijstelling, heeft bewerkstelligd dat (middellijk gehouden) onroerende zaken buiten concern overdrachtsbelastingvrij zijn overgedragen. Volgens de A-G is er dan sprake van strijd met doel en strekking van de reorganisatievrijstelling (art. 15 lid 1 onderdeel h WBR). Verder is de A-G van mening dat ook overdrachtsbelasting is verschuldigd ter zake van de onroerende zaken van P bv. Volgens de A-G moeten namelijk alle onroerende zaken van de dochtermaatschappijen van B bv in aanmerking worden genomen. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X nv ongegrond te verklaren en het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond te verklaren.
Wetsartikelen:
Wet op belastingen van rechtsverkeer 4
Wet op belastingen van rechtsverkeer 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 7 september