X is gastouder en verantwoordt haar inkomsten als ROW. In 2015 verzoekt X om de inkomsten van de jaren 2010 - 2012 als winst uit onderneming aan te merken. De inspecteur wijst de verzoeken om ambtshalve vermindering af. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X geen winst uit onderneming geniet. Volgens de rechtbank bezit X namelijk onvoldoende zelfstandigheid ten opzichte van de gastouderbureaus die haar inschakelen. De rechtbank wijst in dit verband ook op de strenge eisen waaraan moet worden voldaan op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterzalen. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Den Haag oordeelt dat X winst uit onderneming geniet. Het hof stelt daarbij vast dat de werkzaamheden van X voldoen aan de eisen van duurzaamheid, omvang, beschikbare tijd en het aantal opdrachtgevers. X verricht haar activiteiten namelijk al sinds 2007 meerdere dagen per week, en de omzet vertoont een stijgende lijn. Verder heeft zij via drie geregistreerde gastouderbureaus overeenkomsten met vraagouders gesloten. Ook loopt X volgens het hof ondernemersrisico, en is zij aansprakelijk voor eventuele schade. Dat X weinig heeft geïnvesteerd acht het hof niet relevant, aangezien dat inherent aan de werkzaamheden is. Ook staan de strenge eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterzalen volgens het hof niet in de weg aan het ondernemerschap. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.5