Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat de inkomsten die X geniet uit gastouderopvang belast dienen te worden als resultaat uit overige werkzaamheden. Dat het hierbij gaat om de kleinkinderen van X, doet niet ter zake.

Belanghebbende, X, werkt als gastouder voor een aantal kleinkinderen. Zij ontvangt hiervoor via een gastouderbureau een bedrag van € 41.164 dat zij opgeeft als resultaat uit overige werkzaamheden. Door hetzelfde bedrag aan kosten op te voeren, resteert een resultaat van nihil. In beroep en hoger beroep betwist X dat er sprake is van een bron van inkomen.

Hof Den Haag oordeelt in navolging van de rechtbank dat de inkomsten die X geniet uit gastouderopvang belast dienen te worden als resultaat uit overige werkzaamheden. Nu X via bemiddeling van een gastouderbureau opvang heeft aangeboden en daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, is er sprake van een bron van inkomsten. Dat de opvang de kleinkinderen betrof, doet niet af aan het subjectieve streven van X naar een objectief te verwachten voordeel en evenmin aan haar deelname aan het economische verkeer. Van de ondernemersfaciliteiten kan X geen gebruik maken omdat zij naar het oordeel van het hof onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die zouden kunnen leiden tot het ondernemerschap. Het hof oordeelt dat de inspecteur terecht geen kostenaftrek heeft geaccepteerd omdat X over de aard en omvang van de kosten niets naar voren heeft gebracht. Verder oordeelt het hof dat de rechtbank het verzoek van de gemachtigde tot uitstel van de zitting in verband met vakantie terecht heeft afgewezen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Algemene wet bestuursrecht 8:56

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 2 mei

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen