Belanghebbende, X, woont in Duitsland. In 2006 ontvangt hij uit Nederland € 167.275 wegens een zogenoemde restbegunstiging uit de pensioenregeling van zijn in 2005 overleden vader. De verzekeraar houdt op de uitkering € 86.968,82 loonheffing in. In februari 2007 doet X zonder daartoe te zijn uitgenodigd, aangifte inkomstenbelasting 2006 waarin hij verzoekt om aftrek ter voorkoming van dubbele belasting ter hoogte van het bedrag van de loonheffing. Daarna volgt een fiscale procedure tot aan de Hoge Raad toe over welk land bevoegd is loonheffing te heffen over de restbegunstiging. Op 13 mei 2011 oordeelt de Hoge Raad dat de hoofdregel van artikel 10 van toepassing is en Nederland heffingsbevoegd is. Ondertussen heeft X in 2008 een aanslag IB over 2006 opgelegd gekregen conform de ingediende aangifte. In 2009 legt de inspecteur X een navorderingsaanslag IB 2006 op, voor het bedrag van de ten onrechte aan X terugbetaalde loonheffing. De inspecteur vordert na omdat er sprake zou zijn van discrepantie tussen inspecteurs wil en hetgeen in de aanslag is vastgelegd, hetgeen X bestrijdt.
Rechtbank Zeeland-West Brabant verklaart het beroep van X gegrond en vernietigt de navorderingsaanslag. De discrepantie tussen wat de inspecteur wil en wat in het aanslagbiljet is opgelegd, is het gevolg van de keuze van de Belastingdienst om de aangifte geautomatiseerd af te doen. De (primitieve) aanslag is opgelegd overeenkomstig de aangifte, zonder dat onderzoek naar de juistheid ervan heeft plaatsgevonden. De inspecteur is ten tijde van het opleggen van de aanslag bekend met alle relevante informatie. Het gaat om een eenmalige spontane aangifte waarin een relatief groot bedrag aan voorheffing is teruggevraagd en bovendien gaat het om een grensoverschrijdende situatie. Deze feiten en omstandigheden verplichten de inspecteur de aangifte aan een nader onderzoek te onderwerpen, aldus de rechtbank. Dat de Belastingdienst ervoor heeft gekozen grote aantallen aangiften geautomatiseerd te regelen, zonder een geval als hier aan de orde voor handmatige beoordeling te selecteren, kan X niet worden tegengeworpen. Hieraan doet niet af dat belanghebbende mogelijk had kunnen concluderen dat er sprake was van discrepantie, nu voor de loonbelasting gerechtelijke procedures zijn gevoerd.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 augustus