X is eigenaar van een onroerende zaak die wordt gebruikt voor het houden van christelijke jeugd- en kinderdiensten. In geschil is of deze onroerende zaak deelt in de zogeheten kerkenvrijstelling.
Hof Den Haag oordeelt dat de kerkenvrijstelling niet geldt voor een onroerende zaak die wordt gebruikt voor jeugd- en kinderdiensten. Deze activiteiten kunnen volgens het hof niet worden aangemerkt als openbare eredienst in de zin van de waarderingsuitzondering (HR 4 december 1991, nr. 27 661, BNB 1992/47). De uitbreiding van de kerkenvrijstelling per 1 januari 1995, in die zin dat ook openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard daar onder vallen, betekent niet dat jeugd- en kinderdiensten ook meeprofiteren. Van strijd met internationale verdragsbepalingen is geen sprake. Volgens het hof heeft de wetgever met de wetswijziging willen bereiken dat de eigenaren en gebruikers van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst en de eigenaren en gebruikers van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, in gelijke mate van de waarderingsuitzondering kunnen profiteren. De wetgever heeft echter geenszins willen bewerkstelligen dat bij de toepassing van de waarderingsuitzondering wordt voorbijgegaan aan de wezensverschillen tussen godsdienst en (niet-religieuze) levensovertuiging en daarmee tussen enerzijds de openbare eredienst en anderzijds openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Het gelijk is in zoverre aan de heffingsambtenaar. Het hof verlaagt wel de WOZ-waarde van de onroerende zaak tot € 250.000.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 5 november