De heer X voert in 2008 een auto in vanuit Duitsland en bouwt deze om tot bestelauto. Bij een controle in 2009 wordt vastgesteld dat de auto niet is voorzien van een vaste wand tussen de cabine en de laadruimte en dat de ruit aan de linkerzijde van de laadruimte doorzichtig is. Kort daarna biedt X de auto ter controle aan, waarbij wordt geconstateerd dat de gebreken zijn verholpen. De inspecteur legt echter toch een bpm-naheffingsaanslag en boete op. Volgens Rechtbank Arnhem beroept X zich terecht op het herstelbeleid. Hof Arnhem oordeelt echter dat door de gebreken het karakter van de bestelauto in meer dan slechts geringe mate was aangetast, zodat het herstelbeleid niet van toepassing is. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt het hof had moeten nagaan of het herstel betrekkelijk eenvoudig was te realiseren. Door dit na te laten, heeft het hof het Kaderbesluit bpm (4 juni 2010, nr. DGB2010/1670M, V-N 2010/34.13) onjuist uitgelegd. Het beroep van X is in zoverre gegrond. Volgt verwijzing naar Hof 's-Hertogenbosch.