De Hoge Raad overweegt dat de rechtbank ten onrechte niet aan de gemachtigde heeft bekendgemaakt dat gebruik zou worden gemaakt van faxverkeer.

Het beroepschrift van X bv is door de rechtbank kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat X bv de gronden van haar beroepschrift niet binnen de door de rechtbank daartoe gestelde termijn, maar te laat, heeft ingediend. Het door X bv daartegen gedane verzet is door de rechtbank ongegrond verklaard. Primair van belang is dat de griffie van de rechtbank aan de gemachtigde van X bv een fax heeft verzonden waarin X bv in de gelegenheid is gesteld om het verzuim ter zake van de vereisten van art. 6:5 Awb te herstellen. X bv stelt dat zij het desbetreffende faxbericht niet in goede orde heeft ontvangen, zodat de termijn voor het herstel van het verzuim niet bij haar bekend is geworden en het beroepschrift om die reden ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. In geschil is of de rechtbank per fax X bv in de gelegenheid mocht stellen om het verzuim ter zake van het indienen van gronden te herstellen. De Hoge Raad overweegt dat indien een gerecht gebruik maakt van faxverkeer het er rekening mee dient te houden dat die wijze van communicatie van de geadresseerde vereist dat deze bijzondere maatregelen neemt om veilig te stellen dat een hem aldus toegezonden bericht dezelfde aandacht krijgt als hij gewoon is te geven aan bij hem bezorgde brieven, in het bijzonder brieven van gerechtelijke instanties. Dit brengt mee dat een gerecht een besluit om per fax een termijn te stellen voor herstel van een in potentie fataal verzuim, bekend dient te hebben gemaakt alvorens zich van een dergelijk communicatiemiddel te bedienen (vgl. HR 7 december 2007, nr. 43106, LJN BB9537, BNB 2008/155). Uit de uitspraak van de rechtbank of de stukken van het geding blijkt niet dat de rechtbank haar beslissing om van faxverkeer gebruik te maken anderszins aan de gemachtigde bekend heeft gemaakt. Gevolg is dat zij aan het niet-naleven van een in het onderhavige faxbericht gestelde termijn, geen voor de geadresseerde nadelige gevolgen mocht verbinden. De uitspraak van de rechtbank kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan het verzet afdoen. Het verzet dient gegrond te worden verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:40a

Algemene wet bestuursrecht 8:37

Algemene wet bestuursrecht 6:5

Algemene wet bestuursrecht 2:14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 16 april

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen