Volgens Rechtbank Noord-Holland kan belanghebbende bij de berekening van het privégebruik auto voor de BTW van ambulant personeel geen gebruik maken van statistische gegevens. De woon-werkkilometers naar de kantoorlocatie zijn namelijk privékilometers, waardoor de gegevens niet vergelijkbaar zijn. Het beroep is wel ontvankelijk na de massaal-bezwaarprocedure. Belanghebbende ontvangt een ruime vergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Belanghebbende heeft ambulante werknemers, die vooral thuis en bij cliënten werken of onderweg zijn, en alleen naar kantoor komen voor overleg, huisshows, showroomdagen, trainingen en gesprekken met cliënten. Een deel van deze werknemers gebruikt de auto voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden en anderen niet. Er is geen kilometeradministratie en ook geen redelijke schatting op basis van bedrijfsgegevens. Op 9 maart 2012 maakt belanghebbende bezwaar tegen de BTW-correctie privégebruik auto over het jaar 2011. Dit bezwaar wordt geacht mede te zijn gericht tegen de BTW-correcties voor 2013 tot en met 2016.

Rechtbank Noord-Holland beslist dat het beroep ontvankelijk is na de massaal-bezwaar procedure, omdat er een noodzakelijke feitelijke weging moet plaatsvinden. Bovendien zijn er rechtsvragen aan de orde. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de statistische rapporten in dit geval gebruikt kunnen worden om het werkelijke privégebruik auto van ambulante werknemers vast te stellen. In deze rapporten was het uitgangspunt dat al het woon-werkverkeer zakelijk was, terwijl de ambulante werknemers af en toe naar kantoor moeten. Deze kilometers zijn conform de criteria uit het Fillibeck-arrest (V-N 1998/2.35) privé. Belanghebbende heeft geen of onvoldoende gegevens verstrekt over de werkelijke omvang van het privégebruik van de ambulante werknemers, inclusief het woon-werkverkeer naar de kantoorlocatie, en de aanwezigheid van een eventuele tweede auto in de thuissituatie van de werknemers. Daarmee  is niet vast te stellen of en in hoeverre de werknemers vergelijkbaar zijn met die uit de statistische rapporten.

Belanghebbende ontvangt een vergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn, welke begon te lopen op 1 januari 2014. Belanghebbende heeft niet erkend te hebben ingestemd met uitstel van de uitspraak op bezwaar. Daardoor wordt alleen de periode tussen de aanwijzing als massaal bezwaar op 29 maart 2017 en de uitspraak van de Hoge Raad op 21 april 2017 als verlenging van de redelijke termijn aangemerkt. De overschrijding wordt vastgesteld op 61 maanden, waarvoor een vergoeding van € 5500 wordt toegekend.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 9 maart

27

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen