Belanghebbende, X, heeft bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking 2015 van de gemeente Rotterdam. In beroep stelt X de tenaamstelling van de uitspraak op bezwaar ter discussie. De beslissing op bezwaar vermeldt nl. nog haar oude bedrijfsnaam van voor 2009.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de uitspraken op bezwaar ondanks de onjuiste tenaamstelling niet nietig zijn. De rechtbank past de jurisprudentie van de Hoge Raad over de tenaamstelling van aanslagbiljetten naar analogie toe op de uitspraak op bezwaar. De rechtbank concludeert dat het X duidelijk was dat de WOZ-beschikking en de OZB-aanslag voor haar bestemd waren. Dit blijkt uit het feit dat X bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikkingen en pas in beroep tegen de tenaamstelling in het geweer is gekomen. Daarbij komt dat de heffingsambtenaar na de naamswijziging in 2009 consequent de oude naam is blijven gebruiken zonder dat dit tot problemen heeft geleid. Verder oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar voor de bezwaarkostenvergoeding terecht heeft gerekend met een waarde per punt van € 244. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 7:15-2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 21 december