Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat X als gebruiker van de woning geen belang heeft bij zijn bezwaar tegen de WOZ-waarde.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen van A bv. Hij bewoont een woning in de gemeente Den Haag die door A bv wordt gehuurd van een derde. X ontvangt van de gemeente Den Haag als gebruiker van de woning een WOZ-beschikking 2015 waartegen hij bezwaar maakt. De heffingsambtenaar verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang. In geschil is of dit terecht is.

Hof Den Haag oordeelt in navolging van Rechtbank Den Haag dat X als gebruiker van de woning geen belang heeft bij zijn bezwaar tegen de WOZ-waarde. X heeft op grond van art. 24 lid 3 onderdeel b Wet WOZ terecht een WOZ-beschikking ontvangen, maar heeft bij het bezwaar geen belang. Dit omdat het maken van bezwaar X met betrekking tot de beschikking niet in een betere positie kon brengen. De opvatting van zijn accountant dat voor de IB/PVV 1,35% van de WOZ-waarde van de woning tot het inkomen van X moet worden gerekend is niet op enige wettelijke bepaling gestoeld. De stelling van X dat A bv na een verlaging van de bij de beschikking vastgestelde waarde een lagere huur zou kunnen bedingen, hetgeen ook X ten goede zou komen, acht het hof zonder nader bewijs niet aannemelijk. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk verklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 1:2

Wet waardering onroerende zaken 24-3-b

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 16 juni

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen