X is eigenaar van een groot en kostbaar kantoorgebouw in de gemeente Groningen. Deze onroerende zaak is in maart 2011 opgeleverd en sindsdien binnen de rijksoverheid in gebruik. In geschil is de WOZ-waardering van het kantoorgebouw voor de jaren 2012 en 2013. Moet deze plaatsvinden naar de marktwaarde (standpunt X) of naar de hogere gecorrigeerde vervangingswaarde (standpunt College van B&W).
Volgens het hof is het aannemelijk dat X bij de realisatie van de onroerende zaak niet uitsluitend een winstoogmerk heeft gehad. X heeft tevens een bijdrage willen leveren aan de regionale sociaaleconomische ontwikkeling in het noorden van Nederland. Geen (andere) marktpartij zou in staat zijn de onroerende zaak met een uitsluitend winstoogmerk rendabel te verhuren. Het hof beslist dat de hoofdregel van het Pieperschuur-arrest (Hoge Raad 31 mei 1995, BNB 1995/228) niet van toepassing is. De gecorrigeerde vervangingswaarde van het kantoorgebouw moet zelfstandig worden bepaald. Deze ligt boven de marktwaarde en wordt in goede justitie vastgesteld.
De Hoge Raad volgt het oordeel van het hof dat geen dat geen (andere) marktpartij in staat zou zijn de onroerende zaak met een uitsluitend winstoogmerk rendabel te verhuren. Dit vanwege de hoge stichtingskosten en de in de markt haalbare huuropbrengst. De onroerende zaak heeft voor X in economisch opzicht een hogere waarde dan de prijs die de beste koper in de markt zou betalen. De gecorrigeerde vervangingswaarde van het gebouw moet zelfstandig (onafhankelijk van de waarde in het economische verkeer) worden bepaald. Het cassatieberoep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 juli