Hof Den Haag oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat de overgelegde machtiging dateert van vóór de WOZ-beschikking en onvoldoende duidelijk is dat de gemachtigde bevoegd is de onderhavige procedure te voeren.

De WOZ-waarde van de woning van X voor 2021 wordt vastgesteld op € 117.000. De heffingsambtenaar wijst het bezwaar van X tegen deze vaststelling af. A stelt als de gemachtigde van X vervolgens beroep in bij Rechtbank Rotterdam met de stelling dat sprake is van een doorlopende machtiging. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk omdat de overlegde machtiging dateert van vóór de WOZ-beschikking. X gaat in hoger beroep.

Hof Den Haag oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat de overgelegde machtiging dateert van vóór de WOZ-beschikking en onvoldoende duidelijk is dat A bevoegd is de onderhavige procedure te voeren. Het hof bevestigt dat de rechtbank in redelijkheid kon twijfelen aan de bevoegdheid van A. Het uitblijven van het indienen van een recente machtiging heeft terecht het gevolg van niet-ontvankelijkheid. De e-mail van X tijdens het hoger beroep maakt dit oordeel niet anders. Het niet overleggen van de gevraagde machtiging in beroep kan in hoger beroep niet hersteld worden. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 22

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Algemene wet bestuursrecht 8:24

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 25 december

Informatiesoort: VN Vandaag

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen