Volgens Rechtbank Noord-Nederland zijn zowel een losse varkensstal als een aan een woning vastgebouwde koeienstal geen woning in de zin van tabel I, post b21. Daarom is het lage BTW-tarief voor de arbeidskosten van de verbouwing tot woningen en dagbestedingsruimte niet van toepassing. De koeienstal wordt ook niet meegetrokken met de woning, omdat minder dan 50% geschikt is voor bewoning.
Belanghebbende realiseert in 2013 en 2014 een verbouwing op het terrein van een voormalige agrarische onderneming. Daarbij worden 23 zelfstandige wooneenheden in een schuur (voormalige koeienstal) gerealiseerd. Daarnaast realiseert belanghebbende twee wooneenheden en dagbestedingsruimte in een losstaande schuur (voormalige varkensstal). Belanghebbende heeft op de arbeidscomponent van de werkzaamheden het lage BTW-tarief toegepast.
Volgens Rechtbank Noord-Nederland is het lage tarief in dit geval niet van toepassing, omdat de gebouwen geen woning zijn zoals bedoeld in tabelpost b21. Als toetsmoment geldt het moment van aanvang van de werkzaamheden. Op basis van de wetsgeschiedenis is een woning als bedoeld in de tabelposten b21 en b8 een gebouw dat naar zijn aard gebruikt wordt voor menselijke bewoning. Beide schuren zijn in eerste instantie met een bedrijfsmatig doel gebouwd en ingericht en voldoet dus niet aan voornoemde eis. Aangezien de woning met aangebouwde koeienstal voor circa 20-30% voor bewoning wordt gebruikt, kan de woonboerderij op grond van de beleidsbesluiten van de staatssecretaris (V-N 2014/52.15) dus niet tezamen met de koeienstal als woning worden aangemerkt. Daarvoor is minstens 50% gebruik als bewoning vereist.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 Tab I-B
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 19 januari