Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. De inspecteur baseert zich terecht op de gegevens van X, de SVB en het ABP.

X is met haar echtgenoot eigenaar van een woning met een WOZ-waarde van € 368.000. In haar aangifte IB/PVV 2020 vermeldt X een WOZ-waarde van € 90.576, rente op de eigenwoningschuld van € 685 en aftrek kleine eigenwoningschuld van € 611. Daarnaast staat in de aangifte een bedrag aan ingehouden loonheffing. Uit de gegevens van ABP en de SVB volgt een lager bedrag dan X aangeeft. De inspecteur corrigeert de aangegeven loonheffing. In geschil is of inkomsten uit eigen woning en de rubriek ingehouden loonheffing juist zijn vastgesteld.

De rechtbank oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2020 niet tot een te hoog bedrag is opgelegd. De inspecteur heeft de waarde van de woning vastgesteld conform het standpunt dat X inneemt in haar aangifte. Er is geen reden om de eigen woningschuld op een lager bedrag vast te stellen. Verder heeft de inspecteur terecht uitsluitend de bedragen die door SVB en ABP zijn doorgegeven als ingehouden loonheffing in aanmerking genomen. Het beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 9.2

Wet inkomstenbelasting 2001 3.110

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 22 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

325

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen