A-G Koopman is van mening dat de indeplaatstreding van de niet meer bestaande BV's met X als de aansprakelijkgestelde zich niet mede uitstrekt tot verzoeken om uitstel van betaling en het verlenen daarvan.

X was de enige bestuurder van twee BV’s die failliet zijn verklaard. In het faillissementsverslag van de curator is opgenomen dat X € 31.000 aan de boedel heeft betaald tegen finale kwijting, zonder erkenning van aansprakelijkheid. De ontvanger stelt X na het einde van de faillissementen in 2017 alsnog aansprakelijk voor de onbetaald gebleven LB-naheffingsaanslagen van de BV’s. Volgens Hof Den Haag heeft de ontvanger niet het recht om na de eerdere aansprakelijkstelling door de curator en de ontvanger X alsnog aansprakelijk te stellen wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. De Hoge Raad (14 april 2023, 20/02401, BNB 2023/79, V-N 2023/18.19) oordeelt echter dat de Leidraad slechts een “streven” bepleit om één procedure te entameren, maar verbiedt toepassing van beide regelingen niet zonder meer. Volgt verwijzing. X beroept zich nu op verjaring van de belastingschulden. Tussen de stuitingsbrieven zit namelijk meer dan vijf jaar. Volgens de ontvanger is tussentijds uitstel van betaling verleend en is de verjaringstermijn daarmee verlengd. Hof Amsterdam oordeelt dat uitsluitend uitstel is verleend voor de bedragen van de aansprakelijkstelling en niet tevens voor de belastingschulden. De aanslagen zijn dus verjaard. De Staatssecretaris gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Koopman is van mening dat de indeplaatstreding van de niet meer bestaande BV's met X als de aansprakelijkgestelde zich niet mede uitstrekt tot verzoeken om uitstel van betaling en het verlenen daarvan. Het verleende uitstel aan X heeft dus niet te gelden als uitstel voor het betalen van de belastingschulden. De verjaringstermijn van de aanslagen is dus niet verlengd. De Staatssecretaris stelt volgens de A-G vergeefs dat art. 27 lid 2 IW 1990 bewerkstelligt dat aan de aansprakelijkgestelde verleend uitstel van betaling, automatisch en rechtstreeks leidt tot verlenging van de verjaringstermijn van de aanslag. Voor die opvatting ziet de A-G onvoldoende steun in de wettekst, de wetsgeschiedenis en de strekking van die bepaling. Ook voor het overige concludeert de A-G tot ongegrondverklaring van het beroep.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Invorderingswet 1990 27

Invorderingswet 1990 36

Leidraad Invordering 2008 36.1

Rubriek: Invordering

Editie: 30 september

Informatiesoort: VN Vandaag

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

481

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen