Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat belanghebbende geen recht heeft op een aanvullende BTW-teruggaaf omdat niet is vast te stellen of de BTW aan belanghebbende in rekening is gebracht.

Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de BTW, bestaande uit X bv en Y bv. B houdt 100% van de aandelen in belanghebbende. B is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met C. B en C hebben in 2010 een woning laten bouwen, waarin kantoorruimten zijn ingericht. Daarnaast is een tuin en vier parkeerplaatsen aangelegd. De kantoorruimten en de parkeerplaatsen zijn in gebruik bij belanghebbende en bij A bv en zijn in maart 2011 in gebruik genomen. De tuin en de parkeerplaatsen zijn in 2012 gereed gekomen. Belanghebbende verzoekt in 2013 om een aanvullende teruggaaf omzetbelasting over 2011 wegens aan haar in rekening gebrachte BTW voor de bouw van de kantoorruimten.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat niet is vast te stellen of aan belanghebbende BTW in rekening is gebracht. In het dossier van belanghebbende bevinden zich geen aan belanghebbende geadresseerde facturen. De toezegging van de aannemer in een e-mail is niet gelijk te stellen met een factuur. Bovendien blijkt uit de e-mail van de curator van de aannemer dat de factuur nooit is uitgereikt en nooit zal worden uitgereikt. Het teruggaafverzoek voor het jaar 2011 is niet tijdig gedaan, omdat de te late indiening aan belanghebbende zelf is te wijten. Ook is geen sprake van opgewekt vertrouwen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 31

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 3 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen