Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de door de verkopers van een woning bewoonde woning geen eigen woning is voor de kopers ervan, zodat de financieringskosten niet aftrekbaar zijn.
X en haar partner kopen gezamenlijk een woning. De verkopers leveren de woning juridisch op 11 juli 2019. Kopers en verkopers spreken af dat de feitelijke levering plaatsvindt op uiterlijk 1 juli 2020. De verkopers mogen de woning in de tussentijd gebruiken. X trekt in de aangifte IB/PVV 2019 de financieringsrente (€ 3.676) en de financieringskosten (€ 3.931) af. De inspecteur accepteert deze aftrek niet, omdat er volgens hem geen sprake is van een eigen woning. In geschil is of X de financieringskosten mag aftrekken.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat eiseres geen recht heeft op aftrek van de financieringskosten van de woning. Door de bewoning van de woning door de verkopers, staat de woning X en haar partner niet als hoofdverblijf ter beschikking. Omdat er geen sprake is van leegstand is artikel 3.11 lid 3 Wet IB 2001 niet van toepassing. De woning is daarmee geen eigen woning. Dat X vanaf de juridische levering de intentie heeft gehad om zelf in de woning te gaan wonen, doet daaraan niet af.
Lees ook het thema Eigenwoningregeling.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Wet inkomstenbelasting 2001 3.111
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 22 april