Belanghebbende, X, is het niet eens met de hoogte van de aanslag IB/PVV 2009.
Hof Den Haag ziet geen reden voor een vermindering van de aan X opgelegde aanslag IB/PVV 2009. Het hof verwerpt de stelling van X dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de kosten van een werkkamer. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan de voorwaarden van art. 3.16 Wet IB 2001. De stelling van X dat het aan kamerbewoners verhuurde gedeelte van de woning die hem tot hoofdverblijf dient ingevolge art. 3.114 Wet IB 2001 moet worden aangemerkt als onderdeel van de eigen woning van X waardoor hij recht heeft op aftrek van de aan dat gedeelte toe te rekenen financieringskosten, mist naar het oordeel van het hof feitelijke grondslag. Uit de stukken van het geding blijkt namelijk niet dat sprake is van het anders dan voor korte duur ter beschikking stellen van woonruimte die deel uitmaakt van de woning van X en dat de inkomsten daaruit niet meer dan € 4144 bedragen. Het hof besluit met de overweging dat de aanslag eerder te laag dan te hoog is vastgesteld doordat de inspecteur de kosten van een tweede hypotheek ten onrechte in aanmerking heeft genomen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.16 en 3.114