Belanghebbende, X, heeft een studerende zoon. De zoon woont samen met zijn partner die in het jaar 2011 € 44 917 aan looninkomsten geniet. De zoon heeft geen looninkomsten maar heeft een banktegoed waarvan het saldo per 1 januari 2011 € 49 452 bedroeg en per 1 januari 2012 € 58 602. De zoon heeft in het jaar 2011 een studieschuld. Het saldo hiervan bedroeg op 1 januari 2011 € 46 198 en op 1 januari 2012 € 46 518. De studieschuld hoeft pas na 2011 te worden afgelost. In zijn aangifte ib/pvv over het jaar 2011 neemt X een bedrag van € 4200 als kosten levensonderhoud voor kinderen jonger dan 30 jaar in aanmerking. De inspecteur accepteert de aftrek niet. Rechtbank Noord-Holland verklaart het beroep van X ongegrond. X komt in hoger beroep.
Hof Amsterdam is, anders dan de rechtbank, van mening dat niet kan worden uitgegaan van een wederzijdse zorgplicht tussen de zoon en diens huisgenote. Het hof is het echter met de rechtbank eens dat X zich niet gedrongen heeft kunnen voelen om betalingen aan de zoon te doen. De aftrek van kosten van levensonderhoud voor de zoon is terecht geweigerd. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.15
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1