Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt dat X geen recht heeft op arbeidskorting en doorwerkbonus over zijn VUT-uitkering, geen recht heeft op aftrek van reiskosten die samenhangen met de verzorging van zijn schoonvader, en dat de betalingen aan zijn dochter ook niet aftrekbaar zijn. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

Belanghebbende, X, is met ingang van 1 juni 2008 vervroegd met pensioen gegaan en geniet een VUT-uitkering van C NV. De inspecteur heeft de hierover berekende arbeidskorting en doorwerkbonus niet toegestaan. De echtgenote van X heeft steun verleend aan haar bejaarde vader. De daarmee samenhangende reiskosten heeft X in aftrek gebracht, maar die zijn door de inspecteur niet geaccepteerd. X ondersteunt het werk van zijn dochter van dertigplus in Zuid-Afrika. Voor zover X rechtstreeks bedragen aan haar heeft betaald, heeft de inspecteur die betalingen niet aftrekbaar geoordeeld. Als X zonder succes de geschilpunten heeft voorgelegd aan de rechtbank, gaat hij in hoger beroep bij het hof.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK III, 10 maart 2015, 14/00364 en 14/00625, V-N Vandaag 2015/675) oordeelt dat de rechtbank terecht de beroepen van X ongegrond heeft verklaard. De inspecteur heeft terecht de arbeidskorting en doorwerkbonus niet berekend over de VUT-uitkering, welke uitkering niet tot het arbeidsinkomen wordt gerekend. De inspecteur heeft de reiskosten in verband met de verzorging van de schoonvader van X terecht niet in aftrek toegelaten omdat noch specifieke zorgkosten, noch kosten van ziekenbezoek, noch van levensonderhoud van de schoonvader voor aftrek in aanmerking komen, aldus het hof. Tot slot zijn de betalingen aan de dochter niet aftrekbaar. Daargelaten dat X geen betalingsbewijzen heeft overgelegd, zijn de kosten niet aftrekbaar als kosten van levensonderhoud omdat de dochter ouder is dan dertig jaar. En de kosten zijn ook niet aftrekbaar als gift omdat de dochter van X niet kwalificeert als een algemeen nut beogende vrijstelling. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 8.12

Wet inkomstenbelasting 2001 8.11

Wet inkomstenbelasting 2001 8.1 lid 1 letter e

Wet inkomstenbelasting 2001 6.17 lid 1 letter h

Wet inkomstenbelasting 2001 6.16

Wet inkomstenbelasting 2001 6.13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 september

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen