Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de betalingen, die hij namens de ex-partner rechtstreeks aan schuldeisers verricht, zijn aan te merken als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen.

X is tot 1 december 2017 in gemeenschap van goederen gehuwd met Y. Y heeft op 1 oktober 2013 de echtelijke woning verlaten en vanaf 2 december 2013 staat zij er officieel niet meer ingeschreven. In het echtscheidingsconvenant wordt afgezien van partneralimentatie, omdat partijen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Voor 2017 claimt X toch aftrek van alimentatie, zijnde het aandeel van Y in de hypotheeklasten, die zij niet wil betalen.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de betalingen, die hij namens Y rechtstreeks aan schuldeisers verricht, zijn aan te merken als uitgaven voor onderhoudsverplichtingen. X beroept zich vergeefs op art. 1:85 BW. Deze hoofdelijke aansprakelijkheid van echtgenoten ten opzichte van schuldeisers schept namelijk geen rechtens afdwingbare betalingsverplichting tussen echtgenoten onderling. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 13 mei

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen