Belanghebbende, X Groep bv, importeert speelgoed uit onder meer het Verre Oosten. B limited brengt X Groep bv provisie in rekening voor het testen van het speelgoed. Naar aanleiding van een onderzoek door de FIOD/ECD wordt X Groep bv strafrechtelijk veroordeeld voor het indienen van onjuiste vpb-aangiften. Tijdens het strafproces blijkt namelijk dat B limited helemaal niet betrokken is bij het testen van speelgoed. In hoger beroep is primair in geschil of de inspecteur de aftrek van de aan B limited betaalde provisies terecht heeft geweigerd.
Hof Arnhem (MK III, 2 mei 2012, 10/00533 tot en met 10/00538. V-N Vandaag 2012/1367) bevestigt dat X Groep bv niet aannemelijk maakt dat de provisies aan B limited zijn betaald ten behoeve van haar onderneming. X Groep bv overlegt voorts ondanks haar bewijsaanbod terzake geen keuringsrapporten van B limited. Haar bewijsaanbod wordt daarom ook voor het overige gepasseerd. Het beroep van X Groep bv is ongegrond. Het incidentele hoger beroep van de inspecteur is niet-ontvankelijk. De inspecteur heeft namelijk niet tijdig een verweerschrift ingediend. Een behoorlijke procesorde brengt met zich mee dat de inspecteur deze binnen de door de rechter gestelde termijn moet indienen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8