Belanghebbende, X, krijgt in 2004/2005 de mogelijkheid om aandelen in zijn werkgever (A bv), die caravans importeert, te kopen. Hij richt daartoe E bv op en leent € 300.000 aan E bv. X heeft dit bedrag geleend van de bank en daarbij een tweede hypotheek op zijn woning gevestigd. E bv heeft geen zekerheden gesteld. In 2008 worden de activiteiten van A bv gestaakt in verband met het faillissement van enkele Duitse vennootschappen. X waardeert de vordering op E bv af en brengt het verlies ten laste van zijn inkomen. Volgens de inspecteur is er echter sprake van een onzakelijke lening. Rechtbank Arnhem stelt X in het gelijk.
Hof Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat er geen rente kan worden bepaald waaronder een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde lening te verstrekken aan Z bv. Het hof wijst er daarbij op dat de risico's voor de door Z bv te betalen renten en aflossingen bij X liggen. Het hof overweegt daarbij dat Z bv geen zekerheden heeft verstrekt. Verder acht het hof van belang dat Z bv ten tijde van de aankoop van het belang in K bv slechts over een gering eigen vermogen beschikte en volledig met vreemd vermogen is gefinancierd. Er is bijgevolg sprake van een onzakelijke lening zodat de inspecteur terecht de afwaardering van de lening ten laste van het terbeschikkingstellingsresultaat heeft geweigerd. De aanslag blijft in stand.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 1 november