Belanghebbende, X, is gehuwd met A. X en A hebben een schriftelijke zorgovereenkomst gesloten. X is volgens de overeenkomst de budgethouder, A is zowel de vertegenwoordiger als de zorgverlener. X ontvangt een persoonsgebonden budget. A stuurt X facturen voor door hem verrichte werkzaamheden in het kader van gezinshulp. X en A zijn in het jaar 2011 gescheiden van tafel en bed. X gaat uiteindelijk in beroep tegen de haar opgelegde aanslagen ib/pvv voor de jaren 2006 tot en met 2012. De inspecteur stelt incidenteel hoger beroep in. In geschil is onder andere of X recht heeft op aanvullende aftrek van uitgaven voor reizen in verband met ziekenbezoek naar haar schoonmoeder. Ook is in geschil of X recht heeft op aftrek voor uitgaven voor extra gezinshulp.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft X niet aannemelijk gemaakt dat zij een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met haar schoonmoeder. Dit geldt te meer nu X en haar schoonmoeder volgens de GBA nooit op hetzelfde adres ingeschreven hebben gestaan. De aftrek voor reiskosten in verband met ziekenbezoek is dus terecht door de inspecteur geweigerd. Verder beslist het hof dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij kosten voor extra gezinshulp heeft gemaakt. Op de overgelegde facturen is een adres vermeld waarop A niet staat ingeschreven volgens de GBA. Ook ontbreekt op de facturen een specificatie van de uren en een omschrijving van de verrichte werkzaamheden. De door X overgelegde zorgovereenkomst is een 'standaard-overeenkomst, waarin slechts in algemene zin de te verrichten werkzaamheden worden genoemd. Volgens het hof heeft X niet aannemelijk gemaakt dat de door A verrichte werkzaamheden de gebruikelijke wederzijdse hulp tussen echtgenoten te boven zijn gegaan. Het hoger beroep van X is ongegrond. Het incidenteel hoger beroep is gegrond. De rechtbank is voor het berekenen van de immateriële schadevergoeding vanwege overschrijding van de redelijke termijn betreffende de behandeling van de aanslag ib/pvv 2006 uitgegaan van een onjuist uitgangspunt. Bij het bepalen van de termijn is ten onrechte uitgegaan van de datum van het aanslagbiljet.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 6.18
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 27 oktober