Belanghebbende, X bv, houdt 1/3 van de aandelen Holding A bv. A bv houdt tot aan de verkoop in februari 1998 alle aandelen in Q bv. X bv stelt haar dga ter beschikking aan Q bv en ontvangt hier een managementvergoeding voor. Voor de werkzaamheden die K bv in verband met de verkoop van de aandelen Q bv verricht, brengt ze kosten in rekening aan X bv. X bv brengt de voorbelasting ter zake van de (advies)kosten die K bv in rekening heeft gebracht in aftrek. De inspecteur staat de aftrek niet toe en legt een naheffingsaanslag op. Rechtbank Haarlem beslist dat de advieswerkzaamheden zijn verricht in opdracht en voor rekening van X bv, en dat de voorbelasting aftrekbaar is. Hof Amsterdam oordeelt dat X bv geen recht heeft op aftrek van de voorbelasting, omdat de dga als de afnemer van de diensten moet worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelt dat K bv facturen aan X bv heeft uitgereikt en dat er dan ook vanuit moet worden gegaan dat X bv degene is geweest aan wie K bv de diensten heeft verleend. Volgens de Hoge Raad heeft het hof hiermee ten onrechte de last op X bv gelegd om aannemelijk te maken dat de diensten aan haar zijn verricht. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Gravenhage. Hof 's-Gravenhage heeft de zaak weer verwezen naar Hof 's-Hertogenbosch.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat aftrek van voorbelasting van de advieskosten is uitgesloten. Het hof overweegt hierbij dat de adviesdiensten betrekking hebben op het ‘verkoop-gereed maken' van de, door A bv gehouden, aandelen in Q bv, en dat het voor de hand had gelegen dat X bv de advieskosten had doorbelast aan A bv. Het hof merkt vervolgens nog op dat voor X bv tegenover de uitgaven voor de adviesdiensten geen rechtstreeks met die verkoop verband houdende btw belaste opbrengsten stonden. Het hof vermindert de naheffingsaanslag uiteindelijk nog met € 422,87.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 23 januari