Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat het bewijsaanbod in strijd is met de goede procesorde. Zo zijn er geen stukken, waaruit blijkt dat een zaak tegen de bewindvoerder loopt, en is Y ook niet verschenen bij de hoorzitting in de bezwaarfase en bij de rechtbank in eerste aanleg. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
De erven X verzoeken in 2014 om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2012. Y is enig erfgenaam en stelt dat de aftrek specifieke zorgkosten € 15.176 moet zijn. Zijn moeder stond onder bewind en tegen de bewindvoerder loopt een civiele procedure om alle stukken boven tafel te krijgen. Volgens Rechtbank Noord-Holland is de aftrek onvoldoende onderbouwd. Pas op de zitting in hoger beroep noemt Y de namen van de bewindvoerder en zijn advocaat en stelt dat hij mogelijk in juli 2021 wel over de stukken kan beschikken.
Hof Amsterdam (V-N 2021/34.1.2) oordeelt dat dit bewijsaanbod in strijd is met de goede procesorde. Zo zijn er geen stukken, waaruit blijkt dat een zaak tegen de bewindvoerder loopt, en is Y ook niet verschenen bij de hoorzitting in de bezwaarfase en bij de rechtbank in eerste aanleg. Daar komt bij dat geen verklaring is gegeven, waarom Y in juli 2021 verwacht wel over de stukken te kunnen beschikken. Zonder begin van enig bewijs kan de aftrek niet worden verleend. Het beroep van de erven X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 22 maart