X ondergaat in 2018 een MRI-scan, terwijl hij in de VS verblijft. In beroep is in geschil of X de kosten hiervan, inclusief de reis- en verblijfkosten, als zorgkosten kan aftrekken. Zijn huisarts verklaart in 2021 dat de scan verband houdt met de neurologische problematiek van X. Volgens Rechtbank Den Haag kan de schriftelijke verklaring van de arts niet worden aangemerkt als een “voorschrift van een arts”, omdat deze bijna drie jaar na de behandeling is opgesteld. Ook kan niet uit de verklaring worden afgeleid wat het ziektebeeld is en waarom X de MRI-scan heeft ondergaan. X gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat specifieke zorgkosten slechts aftrekbaar zijn als zij in direct verband staan met een ziekte en X zich daaraan op grond van een medische noodzaak redelijkerwijs niet aan kan onttrekken. X maakt niet aannemelijk dat daarvan sprake is. Het hof oordeelt in navolging van de rechtbank dat uit de verklaring van de huisarts niet is af te leiden dat X een MRI-scan moest ondergaan. Het verzoek om ambtshalve vermindering kan niet worden aangemerkt als een beroepschrift.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:15
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Instantie: Hof Den Haag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 14 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag