X exploiteert in vof-verband met zijn echtgenote (20/1598) een autobedrijf. De vof heeft het alleenrecht om in hun provincie Renault bedrijfswagens te verkopen. In 2006 wordt de onderneming overgenomen door hun dochter en schoonzoon en de onderneming is vervolgens ingebracht in een bv-structuur. De kopers lenen hiertoe € 550.000 (6%) bij de bank en € 350.000 (4,5%) achtergesteld en zonder zekerheden bij X. Na een aantal jaar verliest de werk-bv het dealerschap en de holding – waarin de leningen zijn achtergebleven – gaat failliet. In geschil is of het afwaarderingsverlies bij X aftrekbaar is. Niet in geschil is dat het een ongebruikelijke terbeschikkingstelling betreft.
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat het verlies niet aftrekbaar is, omdat het onzakelijke leningen zijn. Een onafhankelijke derde zou namelijk niet bereid zijn geweest om de leningen onder dezelfde voorwaarden te verstrekken. Zo bleven de leningen in de holding achter, waren de kopers contractueel niet meer in privé aansprakelijk en waren de leningen tussentijds niet opeisbaar. De rechtbank wijst er op dat het niet gaat om het motief van eisers. Het motief van X om de leningen te verstrekken kan daarom in het midden blijven, evenals dat het faillissement door externe factoren is veroorzaakt. Het beroep van X is ongegrond. X en zijn echtgenote krijgen wel ieder € 500 wegens het overschrijden van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3:90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 13 oktober