X heeft op 13 januari 2006 een woning gekocht van stichting Y. De grond van de woning is belast met erfpacht. X betaalt daarvoor een maandelijkse erfpachtcanon van € 85. Op 9 maart 2018 koopt X de blote eigendom van de grond van stichting Y en verkoopt vervolgens de volle eigendom van de woning aan derden. De koopsom voor de blote eigendom bedraagt € 57.404,80. X financiert de aankoopsom van de woning met een hypothecaire lening van € 165.000. Bij de afrekening van de notaris wordt de verkoopopbrengst van de woning gebruikt voor de aflossing van de lening en de betaling aan stichting Y. X verzoekt om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2018, waarbij hij stelt dat een deel van het bedrag van € 57.404,80 aftrekbare hypotheekrente betreft. De inspecteur wijst het verzoek af en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. X gaat in (hoger) beroep. In hoger beroep is in geschil of een deel van het bedrag dat X aan stichting Y heeft betaald aftrekbaar is als kosten eigen woning.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat een deel van het bedrag dat X aan stichting Y heeft betaald rente op de eigenwoningschuld is, een erfpachtcanon betreft of om een andere reden aftrekbaar is als kosten eigen woning. De leningsovereenkomst voor de hypothecaire lening bevat geen verwijzing naar dit bedrag en bij de aflossing van de lening op 9 maart 2018 is een dergelijk rentebedrag niet aan de bank betaald. Het volledige bedrag dat X aan stichting Y heeft betaald kwalificeert als koopsom voor de blote eigendom van de grond. Dit blijkt uit de leveringsakte en de afrekening van de notaris. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X' hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.120
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Rubriek: Inkomstenbelasting
Editie: 9 april
Informatiesoort: VN Vandaag