X heeft via een stichting administratiekantoor drie aandeelhouders. Eén daarvan heeft 10% van de certificaten en leent in 2012 bijna € 800.000 van X voor een buitenlands (ver)bouwproject voor een horeca- en hotelonderneming met tandartspraktijk. In geschil is de aanslag vennootschapsbelasting over dat jaar. X wil eind 2012 € 250.000 afwaarderen. De inspecteur weigert dit, mede omdat X in 2014 nog eens € 100.000 aan het betreffende bedrijf heeft uitgeleend.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X haar stelling niet met objectieve gegevens, zoals jaarrekeningen en dergelijke, heeft onderbouwd. X maakt niet aannemelijk dat haar vorderingen op het bedrijf op de balansdatum daadwerkelijk onvolwaardig zijn. X stelt vergeefs dat in het najaar van 2012 de begroting al was overschreden, terwijl de bouw stil lag en de – inmiddels overleden – compagnon van de aandeelhouder ernstig ziek was. Het later opnieuw € 100.000 investeren in het hetzelfde project staat bovendien haaks op de eerder geclaimde oninbaarheid. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 11 mei