Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de vordering op C bv tot het privévermogen behoort, en kwalificeert als tbs-lening. Vervolgens merkt het hof op dat er sprake is van een onzakelijke lening, en dat de lening dan niet kan worden afgewaardeerd ten laste van het ROW.

Belanghebbende, X, drijft sinds 1999, onder de naam B, een onderneming. De activiteiten bestaan uit het optreden als freelance cameraman voor film- en televisieproducties. In 2007 sluit hij een kredietovereenkomst met de Postbank, de kredietlimiet bedraagt € 125.000. In 2009 richt X C bv (een holding) op. C bv houdt de aandelen in D bv (groothandel in elektronische en telecommunicatieapparatuur) en E bv (productie van films). B verstrekt vervolgens een lening in rekening-courant aan C bv, om te investeren in een mogelijkheid tot het verkrijgen van meer omzet in C bv. C bv verstrekt het geld aan haar twee dochtervennootschappen. In zijn IB-aangifte 2011 waardeert X de vordering van € 103.030 van B af met 50%. De inspecteur accepteert de afwaardering echter niet. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de lening niet tot het ondernemingsvermogen van X behoort maar tot X's verplicht privévermogen.

Hof Arnhem-Leeuwarden is het eens met de rechtbank dat de lening niet tot het ondernemingsvermogen van X behoort. De activiteiten van D bv en E bv zijn namelijk wezensvreemd aan de onderneming van X. De vordering op C bv behoort dan tot het privévermogen, en kwalificeert als tbs-lening. Vervolgens merkt het hof op dat er sprake is van een onzakelijke lening, omdat terugbetaling van de lening feitelijk volledig afhankelijk is van de risicovolle bedrijfsvoering van D bv en E bv. De lening kan niet worden afgewaardeerd ten laste van het ROW.

Lees ook het hema De onzakelijke lening.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 22 november

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen