C houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. B bv, een van de gevoegde dochtermaatschappijen van X bv, verstrekt in 2004 een geldlening aan H bv, een van de bv's van D, een broer van C. De bv's van D gaan failliet, waarop X bv de vordering op H bv in 2012 afwaardeert, in verband met de waardevermindering van het onderpand. De inspecteur accepteert de aftrekpost niet.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv de vordering niet mag afwaarderen. Ter zitting verklaart X bv namelijk dat D, vóór het faillissement van de bv's, hoofdelijke aansprakelijkheid heeft aanvaard voor de betaling van de vordering. Omdat X bv geen gegevens over de gegoedheid van D als debiteur kan verstrekken, maakt X bv niet aannemelijk dat de waarde van de vordering ultimo 2012 lager is dan de nominale waarde van de vordering. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Afwaardering van bedrijfsmiddelen
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 25 januari