Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door X aan B SL verstrekte lening onzakelijk is. X maakt namelijk niet aannemelijk dat een derde hetzelfde debiteurenrisico zou hebben aanvaard als hij heeft gedaan bij het verstrekken van de lening.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in het Spaanse B SL. X verstrekt in 2004 een lening van € 363.596 aan B SL, om een pand in aanbouw in Spanje te kopen. Na afbouw wordt het pand ter beschikking gesteld als vakantiehuis. In 2011 wordt het vakantiehuis verkocht voor € 210.000. In zijn IB-aangifte 2010 waardeert X zijn vordering op B SL af, en verantwoordt hij een negatief resultaat uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen van € 246.352. De inspecteur accepteert de afwaardering niet.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de door X aan B SL verstrekte lening onzakelijk is. Volgens de rechtbank maakt X namelijk niet aannemelijk dat een derde hetzelfde debiteurenrisico zou hebben aanvaard als hij heeft gedaan bij het verstrekken van de lening. De rechtbank acht daarbij van belang dat B SL, op het moment dat X de lening verstrekte, de rente en aflossing niet kon voldoen. X kan volgens de rechtbank de afwaardering van de lening dan niet in mindering brengen op zijn ROW. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 26 juli

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen