X bv heeft via een stichting administratiekantoor drie aandeelhouders. Eén daarvan heeft 10% van de certificaten en leent via een buitenlandse rechtspersoon in 2012 ruim € 700.000 van X bv voor een (ver)bouwproject om een horeca- en hotelonderneming met tandartspraktijk/gezondheidscentrum in Noord-Macedonië te vestigen. In geschil is de VPB-aanslag over dat jaar. X bv wil eind 2012 € 250.000 van de vordering afwaarderen. Volgens Rechtbank Gelderland maakt X bv niet met objectieve gegevens, zoals jaarrekeningen en dergelijke, aannemelijk dat haar vordering op de balansdatum onvolwaardig is. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv niet aannemelijk maakt dat de waarde van haar vordering in 2012 is gedaald. X bv heeft evenmin de jaarstukken over het jaar van de debiteur overgelegd, zodat ook geen zicht bestaat op de vermogenspositie. X bv stelt vergeefs dat de lening nog steeds niet afgelost en dat in 2022 opdracht is gegeven voor het opstellen van een verhaalsrapport. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting
Editie: 30 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag