Belanghebbende, X, is tot in 2001 gehuwd geweest met haar voormalige echtgenoot, met wie zij één kind heeft dat in 1997 is geboren. Het kind staat gedurende het hele jaar 2012 in de gemeentelijke basis administratie (GBA) ingeschreven op het adres van een behandelcentrum. Feitelijk heeft het kind gedurende het jaar 2012 deels daar en deels bij X gewoond: het kind verblijft in alle weekenden van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend en in de schoolvakanties in de woning van X. Anders dan de inspecteur meent X recht te hebben op toepassing van de alleenstaande ouderkorting.
Hof Den Bosch stelt vast dat niet is voldaan aan alle voorwaarden van artikel 8.15 Wet IB 2001 omdat het kind volgens de GBA in 2012 niet gedurende tenminste zes maanden op het adres van X stond ingeschreven. De stelling van X dat haar kind in 2012 feitelijk meer dan zes maanden op haar adres verbleef en dat (enkel) dit het uitgangspunt zou moeten zijn voor het recht op alleenstaande-ouderkorting, verwerpt het hof aangezien het de uitdrukkelijke keuze van de wetgever is geweest om (ook) een helder, objectief en controleerbaar criterium in de vorm van 'hetzelfde woonadres volgens de GBA' als voorwaarde te stellen. Het hof oordeelt dat het niet mogelijk is om in het onderhavige geval van de wet af te wijken. Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 1 juni