Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de ontslagvergoeding geen rechtstreekse beloning is voor de in 2015 verrichte arbeid en dus geen onmiddellijke tegenprestatie is voor die arbeid. De arbeidskorting is dus niet van toepassing.
De heer X wordt na tussenkomst van de kantonrechter per 1 december 2015 ontslagen. In dit kader betaalt zijn werkgever een vergoeding aan X van € 26.560. Er is door de rechter rekening gehouden met de langdurige ziekte en de lange termijn waarover loon is doorbetaald zonder dat daar arbeid tegenover heeft gestaan. In datzelfde jaar betaalt X € 2088 aan de gemeente terug wegens een ten onrechte genoten uitkering. In geschil is primair of X in zijn IB-aangifte over 2015 terecht de volledige arbeidskorting van € 2220 claimt. Volgens Rechtbank Noord-Holland komt X niet in aanmerking voor de arbeidskorting en kan hij de terugbetaling niet aftrekken van het te betalen bedrag aan belasting. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de ontslagvergoeding geen rechtstreekse beloning is voor de in 2015 verrichte arbeid en dus geen onmiddellijke tegenprestatie is voor die arbeid (zie HR 31 januari 2014, 12/05642, V-N 2014/8.11). De vergoeding dient dan ook niet in aanmerking te worden genomen bij het bepalen van de arbeidskorting. Het is ook niet relevant of de dienstbetrekking op het genietingsmoment nog bestaat (vgl. HR 26 juni 1968, 15.929, BNB 1968/169). Ondanks dat de werkgever van X in de loop van 2015 mogelijk ten onrechte conservatoir beslag op bankrekeningen van X liet leggen, heeft dat geen gevolgen voor zijn box 3-heffing in 2015. De peildatum is namelijk 1 januari 2015. De stelling van X dat sprake is geweest van poging tot moord, afpersing, misdadige inlichtingendiensten en hoogverraad kan buiten beschouwing blijven. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Wet inkomstenbelasting 2001 8.1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 9 maart